Rouw is het antwoord dat iemand geeft op het verlies van iets of iemand waar een betekenisvolle relatie mee bestaat.
Dit is een aanpassingsproces aan een verander(en)de realiteit, binnen in ons en rondom ons, waardoor we het verlies geleidelijk aan integreren in onze identiteit of verweven in ons levensverhaal.
We vertrekken van een positieve visie op rouw als de achterkant van de hechting. In die zin kan je rouw ook kernachtig omschrijven als de uitdaging om onze liefde een andere vorm te geven ofwel ons anders te leren verbinden.
Rouw wordt in onze samenleving en gezondheidszorg nog te veel gezien als een geheel van onaangename reacties, klachten en symptomen (lichamelijk, emotioneel, mentaal) die – liefst in een zo kort mogelijke periode – moeten worden aangepakt, verwerkt, opgelost of een plaats gegeven.
Voor ons heeft rouw geen eindpunt. Natuurlijk is het de bedoeling dat de intense rouwpijn geleidelijk aan meer draagbaar wordt. Het gaat misschien niet over, maar de pijn wordt een deel van ons leven, soms op de voorgrond, soms op de achtergrond.
Rouwen is je kunnen openen en sluiten
Om dit mogelijk te maken is het belangrijk om ons te leren openen en ons te sluiten voor het verlies en alle pijn die dit oproept.
Een vuist die gesloten blijft of een hand die open blijft zal op den duur verkrampen en verlammen.
Rouwen is heen en weer kunnen bewegen
tussen afstand en nabijheid,
tussen confrontatie en vermijding,
tussen stilstaan bij het verlies en het leven weer reorganiseren,
tussen uit elkaar halen en weer in elkaar zetten,
tussen invouwen en ontvouwen,
tussen leven zonder en leven mét