Gerke Verthriest en Johan Maes
Verlies en rouw horen bij het leven als mens. En toch kan verlies van iemand (of iets) die betekenisvol voor ons is, een ervaring zijn die ons kan ontredderen en ontwrichten. Op dergelijke
momenten in ons leven kunnen we op zoek gaan naar houvast, naar controle, naar structuur in een periode van chaos, naar een anker in storm en ontij, naar een landkaart en kompas in ‘Terra
incognita’. We willen weten wat ‘normale’ rouw is, omdat onze binnen- en buitenwereld soms onherkenbaar veranderd is. De hulpverlener die wordt geconfronteerd met de soms ‘uitzichtloze’
pijn, de vragen, de onmacht, het appél dat uitgaat van de rouwende, weet soms niet meer van welk hout pijlen maken en gaat op zoek naar antwoorden in de rouwliteratuur. Een rouwmodel dat de belangrijkste dimensies van dit proces beschrijft, en recht doet aan de uniciteit van elk traject, wil tegemoetkomen aan deze behoeften.
Het DNA als metafoor voor een nieuw rouwmodel
Het DNA is het belangrijkste spoor dat ons als levend wezen markeert. Het verwijst naar ons ontstaan en bestaan als mens, als individu en als collectief. In het DNA ontvouwt zich het leven. Met het beeld van DNA als drager van onze erfelijke eigenschappen verwijzen we naar de bron van onze identiteit. Het DNA wordt vaak als metafoor gebruikt als verwijzend naar iets wat ons ‘eigen’ is of maakt. De uitdrukking “het zit in mijn DNA om…” refereert naar iets wat voor ons wezenlijk is, het is als het ware ‘gegeven’, het is mijn grond, het maakt mij tot wie ik ben. Het zit in ons DNA om ons te hechten en te rouwen. We zijn genetisch geprogrammeerd, bedraad en voorzien om ons te hechten en als de hechtingsrelatie bedreigd of verbroken wordt om te rouwen. Hechting en rouw zijn kop en munt van hetzelfde muntstuk. Het zijn beide ook enorm rijke, complexe, gevarieerde, pluriforme dynamieken die ons verbinden met het wonder van ons mens – zijn, ons plaatsen in de stroom van de tijd, ons inbedden in grotere biologische, maatschappelijke en culturele krachten, onze individualiteit markeren en onze mogelijkheid tot groei en transformatie .
Zoals DNA bouwstenen bevat voor wat het unieke bouwwerk wordt , nl onze identiteit, zo moet een rouwmodel ook de bouwstenen bevatten van elk individueel rouwproces. Een rouwmodel bevat het ABC van rouw, maar elke rouwende maakt zijn eigen woorden, schrijft zijn eigen zinnen, creëert het eigen rouwverhaal. Volgens ons maken drie bouwstenen of dimensies de kern uit van hoe we een verlies integreren in onze identiteit: de hechting of de betekenisvolle relatie, de verlieservaring en het verder leven na het verlies. Onze identiteit kent geen lineair verloop, maar past eerder bij het beeld van een ‘spiraal’. Het spiraalt van beneden naar boven en omgekeerd en op verschillende momenten in onze levensloop ontmoeten we weer dezelfde levensthema’s die we herhalen of hernieuwen. We kiezen voor ons rouwmodel het beeld van de dubbele helix of spiraal (winding). De ene helix staat voor de dimensie van het verlies, de andere voor het leven dat verder gaat na een verlies. Beide realiteiten winden zich om elkaar heen, zijn terzelfdertijd aanwezig en actief. De dubbele spiraal drukt uit dat rouwen geen kwestie is van eerst dit (het verlies), dan dat (het leven weer oppakken). Al naargelang zullen we ons meer oriënteren op het verlies of op het leven dat zich verder ontvouwt, maar beide lopen hand in hand. Er is geen begin- of eindpunt.
De relatie of de hechting vormt de verbinding tussen beide spiralen en definieert hen. De mate dat iemand in ons leven is verweven zal mee bepalen hoe we het verlies definiëren en welke impact het op ons heeft en nog zal hebben. Het zal ook mee kleuren hoe we ons leven en ons zelf verder vorm geven en hoe we de geliefde verder weven in alle draden van ons leven. De visuele voorstelling van het DNA geeft goed weer dat omgaan met het verlies en zich aanpassen aan het veranderde leven na het verlies tegelijkertijd aanwezig zijn en met elkaar interageren. Het maakt ook zichtbaar dat onze identiteit altijd de sporen draagt van mensen waarmee we verbonden waren én blijven.
Het DNA model: een drie-dimensioneel rouwmodel
Jarenlang bestond er een DNA mystificatie. Het ontsluieren van de genetische code werd een soort zoektocht naar de heilige graal als dé sleutel tot de geheimen van het leven. We hebben helemaal niet de bedoeling om hét geheim van hét rouwproces te doorgronden. We willen juist ingaan tegen de klassieke rouwmodellen die als dé norm of standaard worden gebruikt. We geloven ook niet dat het mysterie van ons mens-zijn, van liefde en rouw helemaal te ontsluiten valt. We hebben ook niet de pretentie het warme water uit te vinden. Ons model is geënt op en
beïnvloed door hedendaagse rouwmodellen, in het bijzonder het duale procesmodel (Stroebe & Schut, 1999, 2002, 2008, 2010, 2015, 2016), het twee-sporenmodel (Rubin, 1999; Rubin, Malkinson & Witztum, 2011), het betekenisreconstructie model (Neimeyer, 2001; 2011) en het drieledig integratief rouwmodel (Barbosa, 2017).
Wat we daaruit meenemen is de klemtoon op de blijvende symbolische band met de overledene, het complex samenspel tussen verschillende dimensies (verlies, relatie met de overledene, leven dat verdergaat); het intra-persoonlijke, interpersoonlijke en transpersoonlijke karakter van rouw, aandacht voor emoties en betekenisgeving, het op een flexibele manier inzetten van verschillende
coping-strategieën (confrontatie en vermijding, erkenning en ontkenning, uitdrukken en onderdrukken), processen van assimilatie en accommodatie om de verlieservaring te kunnen integreren. Zo ‘zijn’ we het antwoord op verlies van iemand waar een betekenisvolle relatie mee bestaat.
Een drie-dimensionaal rouwmodel
1.De dimensie van de relatie of de Verbinding: het (her)definiëren van de relatie (‘de pijn van de afwezigheid’)
In deze dimensie gaat het om de scheidingspijn en het reorganiseren van de hechtingsrelatie door geleidelijk de transfer te kunnen maken van fysieke afwezigheid naar symbolische aanwezigheid. Het verloren object blijft virtueel aanwezig in de herinnering, in de pijn van het gemis, in de blijvende ervaring van verbinding doorheen het leven. De ik-met-de-ander identiteit wordt niet losgelaten maar gereorganiseerd zodat de relatie niet verdwijnt maar wordt omgevormd. In die zin is rouwen de zoektocht naar een andere vorm van liefde. Dit gebeurt niet in het luchtledige maar is geënt op onze vroegste hechtingservaringen en –representaties. Als we geconfronteerd worden met verlies en de uitdaging om ons leven daarna her op te bouwen, vallen we terug op onze primaire hechtingservaringen of wordt ons hechtingsverhaal terug geactiveerd.
De paradox van aanwezige afwezigheid
Afwezigheid definieert ons door de confrontatie met de voortdurende afwezigheid van de geliefde in de tijd (terugkijken naar een leven mét is te pijnlijk, vooruitkijken in een toekomst zonder is een groot zwart gat) en in de ruimte ( de lege stoel, het leeg bed, kortom alle vertrouwde ‘lege’ plekken). In het kader van het definitieve verlies van iemand waar een betekenisvolle relatie mee bestáát, leggen we de nadruk op de tegenwoordige tijd. We hebben het niet over een relatie die bestond! Van zodra iemand sterft en fysiek afwezig is, wordt hij symbolisch aanwezig gesteld in de eigen en gedeelde verhalen. Na een verlies start de zoektocht naar de ander, we herbekijken of herdefiniëren de relatie, de betekenis, de afdruk die iemand heeft achtergelaten op ons en de omgeving én wederzijds. Die zoektocht stopt nooit. Ook tientallen jaren na een verlies kunnen we terugkijken naar de relatie met een betekenisvolle figuur en die herzien of herdefiniëren. Soms kunnen we pas door de afstand van jaren iemand beter zien, door eventueel nieuwe verhalen die verteld worden, doordat we zelf veranderd zijn door levenservaringen en nu in staat zijn om iemand anders of beter te begrijpen en zo krijgt onze rouw weer een ander aanzicht of gezicht.
2. De dimensie van het Verlies: (her)definiëren van het verlies (‘de pijn van het verlies’)
In deze dimensie gaat het om de –vaak verscheurende en ondraaglijke – pijn of impact van het verlies dat vraagt om reorganisatie op het vlak van de ervaring (lichamelijk, emotioneel, cognitief, gedrag). Het verlies dat ons overkomt kan actief worden waargenomen, begrepen, bewerkt en de pijn omgevormd in iets wat meer draaglijk of verteerbaar is. De acute rouw die gekenmerkt wordt door de intensiteit van het spanningsveld tussen ongeloof en ‘weten’ gaat geleidelijk ingebed raken, in het juiste spoor komen te liggen van een levenslang gezond rouwtraject. Soms kunnen we echter danig ontspoord raken of op dood spoor terecht komen en wordt het leven zodanig gecompliceerd dat we professionele hulp nodig hebben. De impact van het verlies wordt mede gekleurd door onze eigen persoonlijkheid, de aard van de relatie, de aard van het verlies, waar en op welk moment in onze levensloop we het verlies meemaken, door onze zoektocht naar begrijpen. De intensiteit van de pijn en de mate van ontreddering is voor ieder van ons verschillend. Het proces van actieve bewustwording is een transitieproces van ‘pijn zijn’ (overspoeld worden) naar ‘pijn hebben’ (de pijn wordt een deel van mij en kan, af en toe, al dan niet overweldigend, de kop op steken; de pijn wordt omgevormd van iets ondraaglijks naar iets draaglijks en soms weer tijdelijk ondraaglijk).
3. De dimensie van het leven dat verder gaat mét het gemis: (her)definiëren van het leven (‘de pijn van de ontwrichting’)
In deze dimensie worden we geconfronteerd met de pijn van de ontwrichting van het gekende leven, onze basisovertuigingen over ons zelf, de ander, de wereld, de toekomst, onze doelen en rollen. Dit vraagt om reorganisatie van het leven dat verder gaat mét het gemis, van onze identiteit of het opnieuw uitvinden van onszelf of kortom van onze wereld.
De derde dimensie staat voor het leven dat verder gaat na een verlies, zonder het verloren object, zonder de fysieke aanwezigheid van de geliefde, mét het gemis. Het is de weg, het pad dat we
bewandelen, het spoor dat we verder trekken in het leven met ons lichaam, voelen, denken en handelen, met zijn positieve (helpende) en negatieve (niet helpende) strategieën om met de
implicaties ervan om te gaan. In het proces van oriëntatie naar het leven toe exploreren, definiëren en herdefiniëren we de toekomst, het zelf en de wereld zonder het verlorene. Het is het
aanpassingsproces aan een innerlijk en uiterlijk veranderde én veranderende wereld. Het verlies doorbreekt onze coherentie en continuïteit in tijd en ruimte. In tijdsbeleving wordt het
verleden achteruit bekeken, onderzocht, herinnerd en soms herschreven; het heden wordt ervaren als breukpunt en soms breekpunt; de toekomst voor altijd veranderd, soms een zwart gat soms een nieuwe horizon. In ruimte beleving is ook onze omgeving totaal veranderd zonder de vertrouwde geliefde en proberen we rond het gat dat geslagen is een nieuw leven op te bouwen.
Naast een blijvende kwetsbaarheid zien we ook het transformerend potentieel van rouw (vgl. posttraumatische groei). Dit uit zich bv. in het beter kunnen omgaan met sterke emoties, een
verworven innerlijke sterkte waar men trots op is, een realistischer kijk op het leven, een grotere verdraagzaamheid voor anderen, een groter vermogen tot zelfexpressie, werk zoeken dat meer past bij nieuwe vormen van betekenisgeving, een spiritueler leven, een verruimd wereldbeeld, het meedragen van een innerlijke steun en beschermer