Lezing rouwsporen

Lezing rouwsporen

Zondag, 17 december 2017

Lezing ter gelegenheid van de boekpresentatie ‘Een spoor van verdriet’ van Lieve Baken

Johan Maes

Eerst en vooral dank Lieve voor het vertrouwen om mij vandaag iets te laten vertellen in het kader of de context van de voorstelling van jouw nieuwe boek. En jouw boek ook een beetje in te mogen leiden voor de mensen die het straks zullen kopen en lezen. Het is immers niet zomaar een boek!

De titel van Lieves boek luidt ‘Een spoor van verdriet’. De ondertitel vermeldt: “Jelle, mijn vermiste en vermoorde zoon; dagboek van een moeder”.

Ik heb als onderwerp voor mijn lezing gekozen: “Rouw-sporen: nergens én overal, nooit meer én voor altijd!”

Het spoor is een woord dat in Lieves boek vaak voor komt, zoals in spoorloos, of op-sporing, in het zoeken van sporen en het willen nalaten van sporen, maar ook ongewild soms, zichtbaar en onzichtbaar nagelaten in een moeder als haar zoon vermist is en vermoord. En zoals ze op het einde zelf zegt: “Soms voel ik me een naaktslak dat een glinsterend spoor nalaat”.

Spoor is een metafoor. De metafoor zelf is als stijlbegrip een spoor, het is een spoor naar een andere realiteit. De metafoor helpt ons bij bv bij moeilijk verwoordbare existentiële ervaringen om toch te spreken over een realiteit die zich nooit volledig laat kennen en verwoorden. Zo citeer ik  Barthes in zijn Rouwdagboek die zegt dat “juist het feit dat taal mij het woord ‘ondraaglijk’ biedt onmiddellijk een zekere draaglijkheid teweegbrengt”. Een metafoor echter roept betekenissen op, verwijst naar iets anders, biedt toegang tot het meerlagig en meerduidige van beleving en betekenisgeving. Het maakt ook dat we eerder behoedzaam tastend en zoekend spreken en niet direct en absoluut.

Het spoor als metafoor verwijst naar iets aanwezig wat afwezig is. De paradox van afwezige aanwezigheid, hoe pijnlijker voelbaar de afwezigheid hoe sterker aanwezig. Dit kenmerkt zeker rouw bij vermissing.

Het spoor is de voetafdruk in het zand, ze representeert de voet en verwijst naar iemand die daar gelopen heeft. Het is een teken, het verwijst naar, het markeert en het verbindt met.

De dood van een geliefde zet ons op een onbekend spoor in een onbekend land op een tocht die nooit stopt. Rouw-sporen refereert naar de drie dimensies van rouw: de betekenisvolle relatie, het verlies ervan en het leven dat onherroepelijk verdergaat zonder die ene.

Het verwijst ten eerste naar welk spoor verlies trekt in mijn leven. Die sporen kunnen we waarnemen in de groeven in ons gelaat, de opgejaagde ademhaling en hartepijn, de gevoelens van schuld of boosheid en verdriet, het zelfverwijt van nooit genoeg te hebben gedaan of in de steek te hebben gelaten, de eenzaamheid van de leegte of van het gebrek aan verbinding, de angst die verlamt, de immer blijvende zoektocht. Het gaat om hoe ingrijpend verlies haar ontwrichtende sporen nalaat in mijn hart, in mijn brein, in mijn lijf en hoe we de pijn daarvan -niet oplossen- maar proberen leefbaar te maken. Draagbaar.Houdbaar. In een maatschappij waarvan de houdbaarheidsdatum van verlies al lang is verstreken. Lieve getuigt hiervan in haar dagboek ‘een spoor van verdriet’. Maar niet van dat alleen.

Het verwijst ten tweede naar welk spoor, welke afdruk iemand in ons achterlaat. Dit gaat over de hechting, de relatie of rouw als de zoektocht om onze liefde een andere vorm te geven. Met wie of wat verbindt hij of zij mij? Waar stond die persoon voor, wat waren zijn waarden, eigenschappen, wat betekende en betekent en zal hij blijven betekenen voor mij en andere dierbaren – want iemand kan wel definitief weg zijn, maar de relatie blijft altijd bestaan. Hoe is hij in ons verweven en vice versa? Zo maken we in haar dagboek kennis met Jelle, de toffe broer, de trouwe vriend, positief, sociaal, vrijgevig, een levensgenieter; maar ook met de zoon met zijn “grave mama”, een onverwoestbare band. Het gaat niet alleen over vermissen en missen, maar ook over zoeken en houden van. Tot nooit meer, voor altijd!

De rouw om een geliefde is absoluut. Je mist hem bij alles wat je doet en bij alles wat je niet doet. We rouwen echter niet enkel om ons zelf maar we rouwen ook om wat de ander verliest, zijn toekomst, zijn plannen, alles wat hem nog te wachten stond in het leven. Om het leven dat hem afgenomen is. We rouwen ook om het leven zoals Barnes het in zijn boek ‘Hoogteverschillen’ uitdrukt “is het leven zelf de grootste verliezer, de ware nabestaande, omdat het niet meer aan die stralende nieuwsgierigheid van hem onderworpen is”.

Ten derde staat het spoor ook voor het leven dat onherroepelijk verder gaat mét het gemis aan. Het markeert mij, zegt iets over mijn wereld die verloren is gegaan en mij ontwricht achterlaat en hoe ik word uitgedaagd om mezelf opnieuw te definiëren of uit te vinden en mijn plaats in de wereld- in verbinding met anderen- in te nemen. Hoe mijn taken, rollen, activiteiten weer opnemen? Hoe weer verder nieuwe sporen trekken, hoe in beweging komen terwijl alles in mij terug wil naar hoe het vroeger was? Ook hier getuigt Lieve van, hoe ontzettend zwaar dat is, mama blijven voor de dochters, partner voor de partner, grootmoeder voor de kleinkinderen, vriendin voor de vriendinnen …en vooral hoe Lieve blijven als je het gevoel hebt dat je in duizend stukken uit elkaar bent gevallen en dat er geen sterke lijm bestaat om ze weer aan elkaar te lijmen. De vraag is of dat de bedoeling is, ergens bestaat altijd de keuze, raap ik de stukken samen en gooi ze in de vuilbak, koop ik goeie lijm en probeer ik het oude beeld te herstellen (broos en breekbaar, want je kunt nooit meer de oude worden), of maak ik met de scherven iemand anders? Het alledaagse leven bevindt zich altijd op ramkoers met het existentiële leven.

Dit boek van Lieve is geen verwerkingsliteratuur. We mogen niet de fout maken nu te denken –laat staan te zeggen – dat het door deze publikatie en na vandaag het verlies nu wel ‘verwerkt’ zal zijn. Dat ze nu kan loslaten en doorgaan, dat het een plaatsje heeft gekregen en het is aanvaard. Vaak denk ik eerder dat we zo graag hebben dat iemand het aanvaardt om het voor onszelf makkelijker of draaglijker te maken. En hoe kan je aan een moeder vragen haar kind los te laten, bovendien een kind dat is vermoord? Ik weet niet hoe je dat moet doen en misschien gaat het eerder om een andere vorm van verbinding zoeken? Hoe lang kunnen we dichtbij blijven bij iets wat ondraaglijk is en blijft. Met dit boek probeert Lieve ons daarbij een beetje te helpen.

Mijn favoriete uitspraak in opleidingen voor hulpverleners die rouwenden willen leren begeleiden is ‘niet corrigeren, maar eren’. Eren is een ouderwets woord, maar het betekent honoreren, valideren, erkennen, ‘buigen’ voor de kwetsbaarheid én de moed, de hoop en de wanhoop, de haat en de liefde, het missen en het zoeken, wat dan ook zich aandient. Rouwenden zetten zichzelf vaak al genoeg onder druk omdat ze vinden –of te horen krijgen – dat ze het niet goed doen. Ook Lieve maakt het zichzelf niet makkelijk. Ze schrijft wel vaker hoe ze zichzelf probeert sterk te houden, niemand te belasten met haar problemen of gevoelens, of het steeds weer van alles ‘moeten’ en dan ook van zichzelf. Lieve is ook streng voor zichzelf. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat rouwenden vaak negatief oordelen over de eigen reacties en wijze van rouwen. De onderzoekers raden hierbij als helpend aan om meer Zelfcompassie te ontwikkelen of het kunnen open staan voor eigen pijn en lijden, maar op een milde manier, het meer vriendelijk zijn voor zichzelf, een begripsvolle en niet-oordelende houding tov eigen fouten en onvolkomenheden te ontwikkelen. Ik denk Lieve dat je dit niet zo graag hoort, maar hoop toch dat vandaag hiertoe ook wat kan bijdragen. Een spoor ook naar meer zelf-compassie!

Bij vermissing is de geliefde overal en nergens, het is een open einde, hij is spoorloos in ruimte en in tijd. We kunnen dus ook niet stoppen met zoeken, waarbij het zoeken ook officieel opsporing wordt en je wordt overgeleverd aan de media en gerechtelijke instanties.

Precies omdat hij is verdwenen wordt hij voor altijd bewaard. Omdat Jelle geen plaats krijgt, geen plek, creëert Lieve veel plekjes en laat ze overal sporen na. De foto’s in het boek van de mobieltjes, de scherven, schelpen, de kraaltjes, een muur vol woorden en zinnen, uitroepen, harten en sterren, houten uitgezaagde figuren, foto’s, beelden…zijn naam in het zand, gekerfd in bomen, op stenen geschreven, plankjes,  op zoveel plekken ..het is zijn plek opeisen in tijd en ruimte…hem noemen bij zijn naam en hem een stem geven… juist omdat hij nergens is, is hij overal!

Hij die ontbreekt, neemt alle plaats in, zo verwoordt Lieve het ook met enig zelfverwijt. Zo blijft er immers geen plaats meer over voor de andere geliefden. En toch, ademt dit boek sporen. Het is een eerlijke getuigenis hoe moeilijk het is om samen te rouwen, om elkaar kwijt te raken en te blijven zoeken naar elkaar. Er spreekt niet enkel veel verdriet uit dit boek, maar ook heel veel liefde, in de eerste plaats voor Jelle, maar ook voor partner, kinderen en kleinkinderen, familie, vrienden.

Het is ook een spoor naar ons, de lezer, om in verbinding te blijven, een uitreiken naar mensen die dit soort rouw herkennen, een middel tot communicatie. Ook deze dag zal zijn sporen nalaten, zichtbaar en onzichtbaar, in ons en rondom ons.

En toch laat Lieve in haar boek ook – misschien onbedoeld- zien wat ze nodig heeft, wat haar troost geeft: de kleinkinderen die haar aanvaarden zoals ze is, de begripsvolle vriendin of zus, de warmte die ontstaat als over Jelle gesproken wordt, gebaren die laten zien dat iemand nog aan hem denkt, respectvolle bejegening van media, hulpverlening of politie, de her- en erkenning van de praatgroep van ouders van vermoorde kinderen, iemand die echt luistert, eerlijke feedback, samen huilen, de omhelzing van een dochter…dat een moeder blijft zoeken en dat dat OK is…er moet niet van alles opgelost worden, want het is niet op te lossen…maar toch –zoals je zelf schrijft Lieve – “vooral de sterke verbondenheid met Jelle voelen als een deken om mijn vermoeide schouders”.

Johan Maes

17 december 2017